Klimaatverandering gaat door
Volgens schattingen zal de gemiddelde temperatuur op aarde de komende honderd jaar stijgen met 1,1 tot 6,4 graden Celsius. De opwarming van de aarde verhoogt de bedreiging van extreme weersveranderingen, zoals het smelten van de poolkappen, grote overstromingen aan de kusten en lange droogten. De zeespiegel blijft in toenemend tempo stijgen, de piekafvoer van rivieren zal toenemen. Klimaatverandering kan ook leiden tot verzilting. Mogelijk bedreigt klimaatverandering ook onze voedselvoorziening. Dat wordt versterkt door de groeiende behoeften aan drinkwater en voedsel in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Mondiale klimaatveranderingen, vervuiling van ons milieu en de opwarming van de aarde zullen steeds vaker geïdentificeerd worden als de oorzaak van publieke gezondheids- en veiligheidsrisico’s. Veiligheid en de nationale implicaties van de klimaatverandering zullen behoren tot de belangrijkste nationale kwesties in de 21ste eeuw.
Langs de Noordpool kan door verandering van het klimaat een nieuwe vaarweg ontstaan. Dit is mede voor Nederland van strategisch belang.
De temperatuur in Nederland blijft stijgen, zachte winters en hete zomers zullen vaker voorkomen. Gemiddelde en extreme neerslag in de winter zullen toenemen, de intensiteit van extreme regenbuiten in de zomer zal toenemen, hagel en onweer zullen heviger worden.
Klimaatverandering kent ook voordelen. Door klimaatverandering is toename van landbouwproductie mogelijk en komen er meer warme zomers, wat effecten heeft op de toeristische potenties van voorheen minder behaaglijke gebieden in de wereld.
Betekenis voor Fryslân
Verandering veiligheid kustgebied
Ook voor Fryslân heeft de klimaatverandering grote betekenis. Denk bijvoorbeeld aan de stijging van de zeespiegel, de opvang van overtollig water dat de veiligheid van het kustgebied kan bedreigen. Dit heeft consequenties voor waterbeheer en bescherming tegen het water. Concreet vertaalt zich dat voor Fryslân de komende jaren onder andere in een versterking van de Afsluitdijk. Dit in eerste aanleg rijksproject is verbreed tot het samenwerkingsprogramma De Nieuwe Afsluitdijk, waarin ook Fryslân deelneemt, dat bredere consequenties zal hebben voor onder andere duurzaamheidsinnovaties in Fryslân en de aantrekkelijkheid van het gebied voor ondere andere toeristen. hier link naar Wat we nu doen, ….
worden aangegrepen om meerwaarde voor de omgeving te creëren. Zo stimuleert de provincie de regionale werkgelegenheid en economie door als trekker van het samenwerkingsprogramma De Nieuwe Afsluitdijk projecten aan te jagen, te organiseren en mede te financieren. Wereldprimeurs zoals Blue Energy, de Vismigratierivier en het verruimen van de sluis bij Kornwerderzand. De ontwikkelingen vormen een vliegwiel voor nieuwe duurzame innovaties. De aantrekkelijkheid van het gebied kan nog verder worden vergroot, waardoor er meer toeristen zullen komen die er langer kunnen verblijven
(Links naar Duurzame Energie, Natuur en Economie, Recreatie en toerisme)
Landbouwgrond vruchtbaarder
De klimaatverandering kan in Fryslân ook van betekenis zijn voor de vruchtbaarheid van de landbouwgrond. Productiestijging is noodzakelijk omdat in grote delen van de wereld (Afrika, het Midden Oosten en India) door de toenemende droogte de landbouwproductie zal afnemen. In Nederland kunnen gewassen mogelijk juist harder gaan groeien doordat het natter en warmer wordt en er meer CO2 in de lucht zit. Ook liggen er potenties voor innovatie in de noodzaak landbouw elders in de wereld productiever te maken. Zo is bijvoorbeeld Wetsus bezig met een innovatie om woestijnen te bewateren door aanwezige waterdeeltjes uit de lucht te bundelen.
Meer potentie toerisme
Als de temperaturen stijgen krijgen we ook in Fryslân meer warme zomers. Dit heeft effecten op de toeristische potenties. Watersport- en badplaatsen kunnen hierdoor aantrekkelijker worden.
Friese kust economisch aantrekkelijker
Op langere termijn heeft een eventuele nieuwe vaarroute langs de Noordpool mogelijk invloed op de aantrekkelijkheid van de Friese kust voor verdere economische ontwikkeling. Mogelijk wordt vervoer over water aantrekkelijker.
Deze trend heeft relatie met:
6.1 Biodiversiteit en ecologische voetafdruk
Om een samenvattend beeld te geven van de toestand van natuur, milieu en duurzaamheid wordt stil gestaan bij een drietal indicatoren:
- de ontwikkeling van de totale hoeveelheid biodiversiteit in Fryslân (weergegeven als het product van de oppervlakte natuur en de kwaliteit ervan),
- de ontwikkeling van de populatieomvang van soorten van de Rode Lijst in Fryslân,
- de ecologische voetafdruk.
In de paragraaf Natuur wordt per hoofdnatuurtype stil gestaan bij ontwikkeling van de oppervlakte natuur en de natuurkwaliteit.
De staat van de biodiversiteit en ecologische voetafdruk
Een belangrijke indicator voor de toestand van de Friese natuur is de biodiversiteit in Fryslân. Hiervoor is onlangs de natuurwaarde-index ontwikkeld. De totale biodiversiteit, uitgedrukt als som van het product van de oppervlakte natuur en de kwaliteit daarvan, was in 2009 in Fryslân 19%. Dit percentage is de resultante van de vermenigvuldiging van 48% natuurareaal versus 39% natuurkwaliteit. De situatie in Fryslân komt overeen met de landelijke situatie.

Figuur 6.1.1. De biodiversiteit in Friesland als de som van het product van het areaal natuur en de kwaliteit ervan voor de situatie rond 1900, 1960 en 2009 (huidige situatie).
Een andere indicator betreft de populatieomvang van de soorten van de Rode Lijst. Hierbij maken we onderscheid naar de index voor alle Rode Lijst-soorten en de index voor de Bedreigde Rode Lijst-soorten. Bij deze laatste categorie gaat het zowel om bedreigde als om ernstig bedreigde soorten. In 2011 staat de index van de Bedreigde soorten op een waarde van 41%. Dit houdt in dat de populatieomvang van de bedreigde Rode Lijstsoorten nog maar 41% is van het aantal in 1997. Dit is identiek aan de landelijke situatie van een jaar eerder (2010). De index voor de gemiddelde omvang van alle Rode Lijstsoorten staat in 2011 op 43% (niet in een figuur weergegeven). Deze index is fors lager dan de Nederlandse situatie. Landelijk ligt deze index in 2010 op 71%. Ter vergelijking is ook de index voor de populatieomvang van alle soorten die in de meetnetten zijn aangetroffen in beeld gebracht. In Fryslân staat de index op iets minder dan 80%. Landelijk is dit 104%.
De ecologische voetafdruk is een maat voor de hoeveelheid ruimte die nodig is voor de productie van wat we gebruiken en de opname van de CO2 die we uitstoten. Deze maat wordt uitgedrukt in mondiale hectare (gha). Bij een duurzame verdeling is per mens wereldwijd 1,8 gha beschikbaar. Ligt de voetafdruk hoger dan vragen we als mensheid meer dan er is, en teren we in op de reserves van de aarde (qua hulpbronnen). De indicator wordt vaak gekoppeld aan de beschikbare biodiversiteit en wordt daarom ook wel als indicator voor duurzaamheid beschouwd. De ecologische voetafdruk onder Friezen van 25 jaar en ouder ligt in 2012 op 4,25 hectare. Vergeleken met de voetafdrukken die WWF regelmatig mondiaal uitvoert liggen deze scores volgens de Kleine Aarde-methodiek lager. De laatste meting van het WWF voor Nederland had betrekking op het jaar 2008. De voetafdruk van Nederland lag toen met 6,31 beduidend hoger dan de Friese score. Nederland valt met een voetafdruk van 6,31 in de top 15 van landen met grootste voetafdruk. Wereldwijd lag het gemiddelde op 2,7 gha, daarmee ook boven de 1,8 gha die beschikbaar is. Het verschil tussen beide methodieken wordt onder meer verklaard doordat de WWF-methodiek gebaseerd is op nationale kengetallen en de methodiek van De Kleine Aarde op een enquête onder burgers.
De ontwikkeling van de biodiversiteit en ecologische voetafdruk
De totale biodiversiteit van Fryslân is teruggelopen van 53% in 1900, naar 33% halverwege de twintigste eeuw tot 19% in de huidige situatie. Deze resultaten komen overeen met de landelijke cijfers. De gemiddelde populatieontwikkeling van alle Rode Lijstsoorten samen laat sinds 1997 in Fryslân een geleidelijke daling zien tot 43% van de situatie van 1997. De Bedreigde Rode Lijstsoorten laten een nog iets grotere daling zien. De populatie-omvang van deze groep van soorten is in 2011 afgenomen tot circa 40% ten opzichte van 1997. Voor de populatieomvang van alle soorten die in de meetnetten worden aangetroffen is er tot het jaar 2000 een lichte stijging te zien tot 113%, maar daarna daalt de index van alle soorten tot 80% in 2011. In vergelijking met de nationale ontwikkeling doen de Rode Lijstsoorten het iets minder goed in Fryslân, terwijl de (ernstig) bedreigde soorten het juist beter deden in Fryslân, maar dit verschil wordt wel kleiner. Opvallend is verder dat de totale populatieomvang van soorten in onze provincie veel sterker afneemt dan landelijk.
De ecologische voetafdruk nam in Fryslân tussen 2009 en 2011 lichtelijk af. In 2012 is de gemiddelde voetafdruk weer gestegen.
De toekomst van de biodiversiteit en ecologische voetafdruk
De biodiversiteit staat nog steeds onder druk. In 2004 zijn alle bestaande Rode Lijsten herzien en zijn enkele nieuwe Rode Lijstsoorten verschenen. Uit vergelijking van oude en nieuwe lijsten blijkt dat Rode Lijsten het laatste decennium langer en roder worden. Uit recente metingen blijkt dat die ontwikkeling zich voortzet. Oorzaken van achteruitgang zijn slechte ruimte- en milieucondities in de leefgebieden. De meeste doelsoorten (waaronder de Rode Lijstsoorten) worden negatief beïnvloed door één of meerdere ‘drukfactoren’ als vermesting, verdroging, versnippering en een tekort aan geschikt leefgebied.
Met het stijgen van de welvaart van een land neemt de ecologische voetafdruk toe. Met andere woorden: er is een sterk verband tussen het gemiddeld inkomen van de inwoners van een land en de gemiddelde voetafdruk. Het duurzaamheidsbesef neemt echter steeds verder toe, waardoor steeds bewuster om wordt gegaan met de ruimte en het gebruik van hulpbronnen. De verwachting is dat deze samenhang minder sterk zal worden. In 2015 verschijnt weer een nieuwe meting van het WWF en kunnen we zien hoe het er dan voor staat.
Definities en bronnen
- Alterra Wageningen UR, 1e Concept rapport Biodiversiteitsgraadmeters Friesland.
- Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de Leefomgeving.
- Friese Milieu Federatie, Monitor Friese voetafdruk.
Meer grafieken
6.2. Natuur
Sinds 1994 geven rijk en provincie uitvoering aan de realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS, oftewel het Natuurnetwerk Nederland). Deze wordt opgebouwd uit bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden op bestaande landbouwgrond, zogenaamde ‘nieuwe natuur’. Agrarisch natuurbeheer (m.n. gericht op weidevogels), is een belangrijk beleidsonderwerp in Fryslân en al meerdere jaren aan grote organisatorische veranderingen onderhevig. Hiervoor kunnen agrariërs binnen daarvoor aangewezen gebieden (grotendeels buiten de EHS), beheersovereenkomsten afsluiten. Ruim 25 jaar vond dit op individuele basis plaats. Sinds 2009 worden de overeenkomsten op basis van collectief beheer door Agrarische Natuur Verenigingen afgesloten. In 2016 (invoering Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer) wordt het agrarisch natuurbeheer verbreed naar meerdere flora- en faunasoorten. In deze paragraaf brengen we ontwikkelingen rondom de EHS en de natuurkwaliteit in beeld aan de hand van de verwerving en inrichting van de EHS en de natuurwaarde-index.
De staat van de natuur
In figuur 6.2.1. is de ontwikkeling van verwerving en inrichting van de EHS aangegeven. In 2014 was ruim 12 duizend hectare EHS verworven. Daarmee was 82% van de beoogde oppervlakte (taakstelling 2014: 14.790 ha) EHS verworven. Naast de oppervlakte van natuurgebieden of van gebieden die met een natuurdoelstelling worden beheerd, is de kwaliteit ervan ook van belang. Daarvoor dient een adequate inrichting van de verworven gebieden, om een goede uitgangssituatie te scheppen voor de beoogde natuurtypen. In 2014 was 55% van de verworven oppervlakte EHS ingericht. Het gaat om ruim 8.000 hectare.
De kwaliteit van de natuur wordt gemeten naar het aantal aanwezige soorten en natuurtypen. De kwaliteit van de Friese natuur als geheel (dus binnen en buiten de EHS), is de laatste decennia sterk gedaald. In figuur 6.2.2. is dit voor de hoofdnatuurtypen (meren en plassen, moeras, heide enz.) op een rij gezet. Daarbij is in percentages de kwaliteit van de natuur afgezet tegen de ingeschatte meest natuurlijke situatie. Daarvoor zijn als indicatoren de kenmerkende soorten en vegetaties van die hoofdnatuurtypen genomen. De zo berekende natuurwaarde-index op de meetjaren 1900, 1960 en 2009 daalt of stijgt bij het respectievelijk verdwijnen of verschijnen van soorten of vegetaties.
De ontwikkeling van de natuur
De aankoop en inrichting van de EHS is het afgelopen decennium gestaag door gegaan. In 2005 was nog maar 47% van de EHS verworven (nu 82%) en slechts 15% ingericht (nu 55%). Deels komt deze procentuele stijging ook voort uit een verlaging van de taakstelling met ruim 1.000 hectare. In 2005 ging het om een verworven oppervlakte van 7,5 duizend hectare. Daarvan was toen bijna 2.400 hectare ingericht. In de afgelopen 9 jaar (sinds 2005) is er dus 4,5 duizend hectare EHS verworven en meer dan 5,5 duizend hectare ingericht.
De kwaliteit van de natuur is sinds 1900 over de hele linie achteruitgegaan. Het meeste kwaliteitsverlies heeft zich afgespeeld na 1960. De relatief sterkste achteruitgang heeft plaatsgevonden in de meren en plassen, heide, Waddenzee en (half) natuurlijk grasland. Een scala aan oorzaken ligt hieraan ten grondslag, waarvan milieuverontreiniging, veranderingen van beheer en veranderingen in de waterhuishouding de belangrijkste zijn. Omdat de natuur vaak met enige ‘vertraging’ reageert op genoemde sluipende veranderingen is een frequente meting voor dit onderwerp niet zinvol.
De toekomst van de natuur
De aankoop en inrichting van de EHS gaat weliswaar gestaag door, maar naar verwachting in de nabije toekomst minder snel dan in de voorgaande periode. Het streven is de EHS in 2026 te hebben afgerond. Dat is later dan gepland, daarmee aansluitend op de landelijke ontwikkeling. De kwaliteit van de verworven gebieden is niet alleen afhankelijk van een goede inrichting en beheer van het natuurgebied zelf maar ook van goede randvoorwaarden in de nabije omgeving. Een adequaat beheer van natuurgebieden alleen kan niet altijd opwegen tegen negatieve invloeden van buitenaf, zoals veranderingen in de waterhuishouding en vervuiling. Buiten de EHS zal veel moeite gedaan moeten worden om de kwaliteit van de EHS, en daarmee die van de natuur in Fryslân in het algemeen, toe te laten nemen.
Bronnen
- EHS: Natuurmeting op kaart – Provincie Fryslân.
- Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de leefomgeving.
- IMNa, Collectief Weidevogelbeheer.
- Alterra, Biodiversiteitsgraadmeter Fryslân 2013.
Meer grafieken
5.1. Duurzame energie
Duurzame energie gaat over energie uit natuurlijke bronnen: biomassa, zon, wind, bodem en water. Deze bronnen leveren elektriciteit, (bio)gas en warmte, of een combinatie daarvan. Via de duurzame energiemix wordt een beeld gegeven van de relatieve omvang van elk van deze bronnen. Als indicator voor energiebesparing wordt de reductie van de CO2-uitstoot bepaald. Via de CO2-monitor worden de gerealiseerde klimaatprojecten geregistreerd en omgerekend naar kilotonnen vermeden CO2-emissie per jaar. Een eenduidige registratie van de CO2-reductieprojecten is overigens nog in ontwikkeling. We sluiten hieronder aan bij de landelijke Emissieregistratie.
De staat van duurzame energie
In 2012 was de totale energiebehoefte in Fryslân 61,3 petajoule (PJ). Hiervan werd volgens de Klimaatmonitor naar schatting 5,2 PJ (8,6%) duurzaam opgewekt. Duurzame warmte speelt een belangrijke rol in de duurzame energiemix van Fryslân: 50% van de totaal opgewekte hoeveelheid duurzame energie ontstaat via hernieuwbare warmte uit afvalverbrandingsinstallaties van de Reststoffen Energie Centrale (REC) in Harlingen. Landelijk ligt het aandeel hernieuwbare warmte uit afvalverbrandingsinstallaties op slechts 12%. Daarnaast heeft ook windenergie met 31% een groot aandeel in de duurzame energiemix van Fryslân. Zonne-energie speelt een bescheiden rol met een aandeel van 2%.
Via de provinciale werkgelegenheidsenquête 2012 is nagegaan in hoeverre bedrijven zich bezig houden met duurzame energie en transport. 27% van de Friese bedrijven gaf aan gebruik te maken van groene stroom of groen gas voor verlichting en/of verwarming en 16,4% voor het productieproces of dienstverlening. Een klein aantal bedrijven (0,2%) produceert zelf groen gas, biogas of stortgas. 7% van de bedrijven gaf aan actief zelf in enige mate actief te zijn in de duurzame energiesector. Van deze groep zijn warmtepompen/warmte-koudeopslag (WKO) (34%), de zonneboilers (32%) en de zonnepanelen (31%) de meest genoemde producten waarmee men zich bezig houdt.
Ten aanzien van energiebesparing kijken we naar de CO2-emissie. Uit figuur 5.1.2. blijkt dat op dit moment ongeveer 3.500.000 ton CO2 per jaar wordt uitgestoten. Dit is exclusief de 1.500.000 ton CO2 die via natuurlijke processen (veenoxidatie) in de weilanden van het Lage Midden uitgestoten wordt (zie ook Bodemdaling).
De ontwikkeling van de energie
De duurzame energieproductie is tussen 2010 en 2012 gestegen van 3,2 PJ naar 5,2 PJ (geschatte waarden). Het aandeel duurzame energie in het totale energieverbruik is daarmee gestegen van 5,2% tot 8,6% procent in 2012. Landelijk is het aandeel duurzaam opgewekte energie tussen 2010 en 2012 gestegen van 4,1% naar 4,9%. De ontwikkeling verloopt in Fryslân dus gunstiger dan landelijk.
De CO2-emissie in Fryslân was in 1990 ca. 4.600.000 ton. In de jaren daarna is de uitstoot gedaald tot ca. 3.500.000 ton in 2013. Landelijk werd er in 1990 ruim 167 miljoen ton CO2 uitgestoten. Voorlopige cijfers van 2013 wijzen uit dat dit gestegen is naar 184 miljoen ton CO2. Een stijging van meer dan 10%. In Fryslân is juist sprake van een daling van de CO2-uitstoot van bijna 25%.
De toekomst van duurzame energie
De productie van duurzame energie zal naar verwachting de komende jaren verder stijgen. Het totale energiegebruik was in 2012 61,3 PJ en zal volgens verwachting autonoom iets afnemen tot 61 PJ. Wanneer energiebesparende maatregelen worden doorgevoerd worden zal de totale energieproductie meer afnemen. Van de CO2-uitstoot in Fryslân wordt verwacht dat deze tot 2014 daalt tot ongeveer 3,5 miljoen ton en daarna stagneert.
Bronnen
- Economische radar duurzame energiesector, CBS
- Duorsume energy yn Fryslân, Provincie Fryslân
- Uitkomsten vragenlijst duurzame energie en werkgelegenheid, Provincie Fryslân
- Klimaatmonitor
- Emissieregistratie, RIVM
Meer grafieken
5.2. Afval, licht en geluid
Bij al onze maatschappelijke activiteiten komt afval vrij. Dit is belastend voor ons leefmilieu. Via preventie zo min mogelijk afval produceren is daarom het beste voor het milieu. Waar dit niet lukt wordt afval ingezameld voor hergebruik (recycling) of verbranding. Er zijn verschillende soorten afval. In dit hoofdstuk belichten we alleen het huishoudelijk afval dat ingezameld wordt voor verwerking. Een onderwerp dat over het algemeen minder in de belangstelling staat bij de burger, maar wel degelijk van belang is voor de milieukwaliteit is hemelhelderheid. Een verlichte nacht is ongezond, dieren raken ervan in de war en duisternis wordt als een omgevingskwaliteit bestempeld. Ook geluidshinder is ongezond voor de mens. Knelpunten treden met name op als gevolg van geluidsoverlast door wegverkeer, railverkeer en industrie.
De staat van afval, licht en geluid
In 2012 is in Fryslân gemiddeld 238 kilo per inwoner aan huishoudelijk restafval ingezameld. Daarbij gaat het om 204 kilo fijn restafval en 34 kilo grofvuil. Het landelijk gemiddelde ligt met in totaal 256 kilo per inwoner fors hoger. Van het landelijk in 2010 ingezamelde afval werd 79% nuttig toegepast. De rest werd op normale wijze verbrand. Recentere cijfers, ook Friese, zijn op dit punt niet gevonden.
Hemelhelderheid is afhankelijk van de locatie, de lichtbronnen in de omgeving en het weer. De hemelhelderheidskaart van Fryslân laat zien dat 15% van Fryslân erg donker is en 41% donker. Uitschieters qua donkerte zijn het Waddengebied, het gebied ten zuiden van Franeker en de Friese wouden. Daar staat tegenover dat 5,5% van Fryslân als ‘licht’ tot ‘erg licht’ wordt beschouwd. Het gaat daarbij om de stedelijke gebieden, maar ook specifiek om sportvelden, en om kasgebieden waar de assimilatiebelichting zorgt voor lichtuitstraling. Het verlies aan donkerte dat hierdoor optreedt, wordt in toenemende mate ervaren als hinder. Op grond van de Wet milieubeheer kunnen de gemeenten via de vergunningverlening beperkingen opleggen aan deze lichtuitstraling.
In het Frysk Miljeuprogramma 2011-2014 staat vermeld, dat de sanering van industrieel lawaai is afgerond. Ook van geluidshinder van railverkeer is in Fryslân geen sprake meer. Er bestaan alleen nog knelpunten rond het wegverkeer. Het gaat nog om 21 knelpunten langs vier provinciale wegvakken waarop jaarlijks meer dan zes miljoen voertuigen passeren. Ook bestaan er nog knelpunten langs rijkswegen, maar onbekend is hoeveel.
De ontwikkeling van afval, licht en geluid
De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner neemt sinds 2007 geleidelijk verder af (terwijl de bevolking wel licht toeneemt). Fryslân volgt hierin de landelijke trend. Daarbij wordt het afval ook nog eens steeds nuttiger toegepast (waaronder ook het verbranden met energieopwekking). Tussen 2002 en 2010 is het aandeel dat nuttig toegepast worden gestegen van 50% naar 79%. In 2000 werd nog circa 12% van dit afval gestort. Dit percentage is tegenwoordig minder dan 1%.
De landelijke interesse voor kunstlichtgebruik en de daarmee verdwijnende donkere nacht neemt de laatste jaren toe. Overheden kunnen niet meer straffeloos buitenverlichting toestaan. Dit is ook bij de provincie Fryslân het geval. Donkerte is in het Streekplan Fryslân 2007 zelfs als één van de kernkwaliteiten benoemd. Het Frysk Miljeuprogramma 2011-2014 constateert wel een toename van de belichting uit kassen, zowel qua areaal als qua intensiteit.
De toekomst van afval, licht en geluid
Doordat afvalverbrandingsinstallaties tegenwoordig steeds duurzamer worden wat betreft de energie-efficiëntie bij het verbranden van afval, wordt alle afval vanaf 2011 verbrand met energieopwekking en zal dus vrijwel alle huishoudelijk afval in de toekomst nuttig toegepast worden. Dit kan als keerzijde met zich meebrengen dat mensen laconieker gaan denken over preventie van afval. Ook kan het zo zijn dat de verwerking van afval renderend gaat worden, waardoor er andere belangen mee gaan spelen. De gemeentelijke afvalstoffenheffing kan derhalve op termijn wel eens gaan verdwijnen. Lichtvervuiling heeft de aandacht en wordt op verschillende plaatsen benoemd als knelpunt. De provincie zoekt dan ook naar mogelijkheden om (lokale) lichthinder en lichtvervuiling te verminderen. Met name de kascomplexen vragen nog wat aandacht, maar naar waarschijnlijk zal de hemelhelderheid de komende decennia af kunnen nemen en dus donkerder nachten kunnen ontstaan.
Bronnen
- Afvalmonitor
- Monitoringsprogramma Miljeuplan, Provincie Fryslân
- Frysk Miljeuprogramma 2011-2014, Provincie Fryslân
- RIVM
- Lichtonderzoek Fryslân, Sotto le Stelle
- Actieplan Geluid 2008, Provincie Fryslân
Meer grafieken
10.1. Grondwater
Het grondwater heeft een belangrijke functie voor natuur en landbouw. Voldoende grondwater van voldoende kwaliteit is noodzakelijk voor de landbouwproductie en voor de instandhouding van grondwaterafhankelijke natuur. Tegelijkertijd is het grondwater in Fryslân de enige bron voor drinkwater. Deze verschillende functies en daarmee vaak tegengestelde belangen vragen om een zorgvuldig grondwaterbeheer ter voorkoming van verdrogingsproblemen. Door middel van het instellen van het gewenst peilbeheer (vertaald in watergebiedsplannen), wordt per gebied de afweging gemaakt tussen de verschillende belangen en functies. De grondwaterstanden worden in Noord Nederland met het grondwatermodel MIPWA in kaart gebracht. Daar aan ten grondslag ligt het provinciale primaire grondwatermeetnet, dat mede gebruikt wordt voor het ijken van het model.
De staat van het grondwater
In de landbouw is de waterhuishouding dusdanig dat daar nagenoeg geen structurele problemen optreden met betrekking tot verdroging. In natuurgebieden daarentegen is dit wel een belangrijk knelpunt, en komt voor als het grondwaterstandverloop of de grondwaterkwaliteit onvoldoende is voor de beoogde natuurdoelen. Ongeveer 40% van de circa 30.000 hectare natuurgebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur kampt met verdroging. Verdroging kan meerdere oorzaken hebben die gelijktijdig op kunnen treden. Te lage grondwaterstanden in natuurgebieden, te lage polderpeilen rondom de natuurgebieden, inlaat van gebiedsvreemd water in de natuurgebieden en een te grote invloed van regenwater. Grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwaterwinning kunnen plaatselijk een negatieve invloed hebben op de waterhuishouding. Grondwaterwinning voor drinkwater vindt in Fryslân plaats op zeven locaties op de vaste wal en vijf op de Waddeneilanden, met een totale vergunningscapaciteit van circa 65 miljoen m³.
De ontwikkeling van het grondwater
Verdrogingsbestrijding in natuurgebieden heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen. Daarbij hebben de in de provincie gelegen Natura2000-gebieden, vanwege Europese verplichtingen, prioriteit. Anti-verdrogingsprojecten worden in Fryslân ‘werkende weg’ aangepakt, dat wil zeggen dat maatregelen in en rond verdroogde natuurgebieden genomen worden als de kans zich daartoe voordoet (bijvoorbeeld, landinrichting en mogelijkheid van aankoop van cruciale gronden). Daarnaast is er een selectie van gebieden gemaakt die de grootste prioriteit hebben om aangepakt te worden, in het programma ‘Toplijst verdroging’ (zie figuur 10.1.1.). Hierin zijn de belangrijkste Friese natuurgebieden met verdrogingsproblemen in vier klassen verdeeld met oplopende prioriteit voor aanpak:
- Klasse 1 gebieden zijn Natura2000- gebieden die in een landinrichting liggen, en dus relatief makkelijk kunnen worden aangepakt (ca. 4.000 ha).
- Klasse 2 gebieden liggen wel in een landinrichting maar niet in een Natura2000-gebied.
- Klasse 3 juist wel in een Natura2000-gebied, maar niet in een landinrichting.
- Klasse 4 betreft de overige verdroogde gebieden.
Voor de winning van drinkwater lijkt de totaal vergunde capaciteit ruim voldoende, maar toch is er sprake van een tekort. Belangrijk knelpunt is de verzilting in de wingebieden Noardburgum en Garyp, waardoor de vergunde capaciteit niet gewonnen kan worden. Daarbij is de laatste dertig jaar de vraag naar drinkwater in Fryslân gestegen, met ongeveer 0,6 procent per jaar.
De toekomst van het grondwater
Voor de toekomstige aanpak van verdroging in natuurgebieden met grondwaterafhankelijke instandhoudingsdoelen blijft gewerkt worden met het programma ‘Toplijst verdrogingsgebieden’ en ‘werkende weg’. Er wordt een nieuwe prioriteringslijst gemaakt voor de periode tot 2021. Voor het tegengaan van verdroging in natuurgebieden is het completeren van de EHS van cruciaal belang. Met afgeronde gebieden kan de waterhuishouding daarbinnen beter geregeld worden en invloed van te lage peilen buiten de natuurgebieden beter worden tegengegaan. Grondwateronttrekkingen voor drinkwater zorgen in meer of mindere mate voor verdroging, niet alleen voor de natuur maar ook voor de landbouw. Enkele winningen liggen in of nabij Natura2000-gebieden, die daar negatief door kunnen worden beïnvloed. De keuze van de locatie en de inrichting van eventuele nieuwe winningen of uitbreiding van bestaande voor drinkwater zal zodanig gebeuren dat er geen significante effecten voor de Natura 2000-gebieden optreden.
Bronnen
- Stroomgebiedbeheerplan Rijn-Delta 2009-2015, Ministeries V & W, VROM en LNV.
- Kaderrichtlijnwater
- Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015, Provincie Fryslân.
- Integrale watersysteemrapportage 2012, Provincie Fryslân.
- Drinkwater in Fryslân 2013, Provincie Fryslân.
10.2. Oppervlaktewater
Bij het oppervlaktewater is vooral de waterkwaliteit van belang. De emissies van zware metalen, vermestende stoffen, bestrijdingsmiddelen en de aanwezigheid van bacteriën in oppervlaktewater, kunnen de waterkwaliteit bedreigen. Het beleid voor de beoordeling van de kwaliteit van het oppervlaktewater is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW beschouwt zogenaamde “waterlichamen”. Dit betreft min of meer zelfstandige omvangrijke watermassa’s, zoals een meer, rivier of kanaal. Nederland kent 720 waterlichamen, waarvan er 24 volledig en 3 deels in Fryslân liggen. De KRW richt zich op de ecologische en de chemische toestand van het oppervlaktewater. Een geheel andere benadering van de waterkwaliteit is de kwaliteit van het zwemwater.
De staat van het oppervlaktewater
De ecologische toestand van het oppervlaktewater wordt gebaseerd op vier biologische componenten: fytoplankton (algen), waterplanten, macrofauna en vissen. , en aan de ecologisch ondersteunende parameters stikstof, fosfaat, zuurstofgehalte, temperatuur, door- zicht, chloride gehalte en zuurgraad (pH). Landelijk voldoen slechts 3 van de 720 waterlichamen aan de KRW-eisen van ecologische kwaliteit (2012). In Fryslân heeft geen enkel waterlichaam een goede ecologische toestand. Van de 27 Friese waterlichamen krijgt 37% het eindoordeel slecht, 44% ontoereikend en 18% matig. De oppervlaktewateren blijken meestal niet te voldoen aan de eisen met betrekking tot de biologische componenten macrofauna, vissen, waterplanten (overige waterflora) en in mindere mate algen. Van de ondersteunende parameters blijkt vooral ‘het doorzicht’ niet te voldoen aan de eisen. De parameters zuurstof, temperatuur en zoutgehalte blijken het vaakst te voldoen.
De chemische toestand van de oppervlaktewateren is pas vanaf 2010 volgens de KRW-voorschriften gemeten. Een aantal metalen zoals koper en zink kwamen toen als overschrijding naar voren. Echter de normstelling stond ter discussie, inmiddels is er in een tweede lijns-beoordeling gecorrigeerd voor de bio-beschikbaarheid. In 2014 worden op basis van de nieuwe beoordeling overschrijdingen geconstateerd in met name het ammoniakgehalte van de Friese oppervlaktewateren (bij 55% van de 27 oppervlaktewateren). Landelijk zijn geen cijfers bekend conform de nieuwe beoordelingsmethode.
In het beheergebied van Wetterskip Fryslân zijn in 2014 51 zwemlocaties opgenomen. Op de zwemwater informatie borden is de klasse ‘uitstekend’, ‘goed’, ‘aanvaardbaar’ of ‘slecht’ vermeld. Het gaat daarbij om een gemiddelde meting over vier jaar. Van de zwemlocaties is 47% beoordeeld als uitstekend, 33% als goed, 12% als aanvaardbaar en 6% als slecht. Van één zwemlocatie is geen klasseindeling bekend omdat deze niet bemonsterd is.
Voor 2014 zijn er nog geen cijfers bekend over het aantal zwemverboden, negatieve zwemadviezen en waarschuwingen. In 2013 zijn er met betrekking tot blauwalg vier negatieve zwemadviezen en 16 waarschuwingen afgegeven. Met betrekking tot de overige bacteriële overschrijdingen zijn in dat jaar één negatief zwemadvies en één waarschuwing afgegeven. Nieuw was in 2013 het afgeven van een waarschuwing in verband met een onveilige situatie. Op één zwemlocatie waren namelijk onvoldoende veiligheidsmaatregelen genomen.
De ontwikkeling van de kwaliteit van het oppervlaktewater
In Nederland en Fryslân is de kwaliteit van het oppervlaktewater de afgelopen decennia aanzienlijk verbeterd. Maar de laatste jaren stagneert de verbetering waardoor veel van de ecologische doelstellingen nog buiten bereik liggen. De ecologische toestand van de Friese waterlichamen blijkt tussen 2006-2010 en 2010-2015 voor één van de vier biologische componenten (algen) verbeterd. De component ‘vissen’ laat een achteruitgang zien. De componenten waterplanten en macrofauna bleven nagenoeg op hetzelfde peil. Het aantal waterlichamen met de beoordeling ‘slecht’ steeg in de tussen 2006-2010 en 2010-2015 van zeven naar tien. De ondersteunende parameters laten over het geheel genomen een vooruitgang zien.
Omdat de chemische toestand van het oppervlaktewater pas met ingang van 2010 wordt gemeten aan de hand van de KRW voorschriften, is over de ontwikkeling van de chemische toestand niks te zeggen. Onderzoek naar de toestand van het zwemwater vindt plaats sinds 1980. Door wijzigingen in de meetmethoden en normen is de huidige toestand pas vergelijkbaar vanaf het jaar 2009. In de periode 2009-2013 zien we dat het aantal zwemlocaties in het beheergebied van Wetterskip Fryslân toeneemt van 47 in 2009 naar 51 in 2013. Met betrekking tot blauwalg zien we dat er sinds 2011 geen zwemverboden meer zijn afgegeven, wel is er een stijging te zien in het aantal negatieve zwemadviezen van 0 in 2009 tot 4 in 2013. Het aantal waarschuwingen met betrekking tot blauwalg nam vanaf 2009 toe maar is in 2013 gedaald ten opzicht van 2012.
Met betrekking tot de bacteriële overschrijdingen blijven de negatieve zwemadviezen in 2013 gelijk ten opzicht van voorgaande jaren. Het aantal waarschuwingen is afgenomen.
De toekomst van het oppervlaktewater
Belangrijk aandachtspunt voor de toekomst betreft de opwarming van het opper- vlaktewater als gevolg van klimaatverandering. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de ecologische toestand van het oppervlaktewater. In warmere omstandigheden groeien organismen, zoals bacteriën en blauwalgen sneller en komen voedings- stoffen sneller beschikbaar. Dit kan ook negatieve gevolgen hebben voor de zwem- waterkwaliteit. Desondanks wordt verwacht dat in 2015, als de waterbeheerder de voorgenomen KRW maatregelen heeft uitgevoerd, de (ecologische) waterkwaliteit verder verbetert.
Definities en bronnen
- Provincie Fryslân/ FUMO. Rapportage wet hygiëne en veiligheid – badinrichtingen en zwemgelegenheden 2013.
- Status, toestand, waterkwaliteitsdoelen en maatregelen KRW-waterlichamen Friese binnenwateren, juli 2014.
10.3. Waterveiligheid
Fryslân ligt laag en voor een groot deel onder zeeniveau. Dijken, kunstwerken en duinen (de zogenaamde primaire waterkeringen) beschermen ons tegen overstroming vanuit het IJsselmeer, de Waddenzee en de Noordzee. Daarnaast zijn er boezemkaden (of regionale waterkeringen) die ons beschermen tegen natte voeten vanuit de Friese boezem. Het provinciale beleid is er op gericht om Fryslân nu en in de toekomst goed te beschermen tegen overstroming en wateroverlast. Klimaatverandering zorgt voor een stijgende zeespiegel en meer extreme neerslag. Ook de bodem daalt. Dit zorgt ervoor dat werken aan waterveiligheid nooit klaar zijn. Daarom staat waterveiligheid blijvend stevig op de provinciale beleidsagenda.
De staat van de waterveiligheid
In de Waterwet is voorgeschreven dat de dijken, duinen en kunstwerken elke 12 jaar beoordeeld worden op veiligheid. De derde toetsing op veiligheid (peildatum 15 januari 2011) geeft het volgende beeld voor de primaire waterkeringen op de vaste wal van Fryslân: 52% voldoet aan de normen, 46% voldoet niet en voor 2% is nog nader onderzoek nodig (figuur 10.3.1.). Op de eilanden voldoet 73% aan de normen, voor 26% niet en voor 1% is nader onderzoek nodig. De boezemkaden zijn in 2014 door Wetterskip Fryslân beoordeeld op hoogte. Van de 3.234 kilometer aan regionale boezemkaden voldoet 82,8% aan de norm voor hoogte.
Op de landelijke risicokaart is te zien wat de gevolgen van een overstroming kunnen zijn. In figuur 10.3.2. is te zien wat de ingeschatte maximale waterdiepte van een overstroming bij een doorbraak van de primaire waterkeringen. De kans dat dit gebeurt is klein. Figuur 10.3.3. laat de maximale waterdiepte zien bij een doorbraak van de boezemkaden. De kans hierop wordt als middelgroot beschouwd. Duidelijk te zien is dat de lage delen van Fryslân in het noorden en het midden, het zwaarst getroffen worden. De waterdiepte kan daar in enkele gebiedsdelen meer dan drie meter bedragen. Overigens dient bedacht te worden dat de kans dat de waterdieptes overal volgens de kaartbeelden zullen ontstaan zeer klein is. Waterkeringen zullen niet snel gelijktijdig op meerdere locaties doorbreken. Als er dus overstromingen gaan optreden, dan zullen deze beperkt blijven tot enkele plekken.
De ontwikkeling van de waterveiligheid
Niet alle waterkeringen in Fryslân (en in Nederland) voldoen aan de normen. Daarom wordt er doorlopend gewerkt aan verbeteringen. In het landelijke hoogwaterbeschermingsprogramma wordt door het Rijk en de waterschappen gewerkt aan het verbeteren van de primaire waterkeringen. In Fryslân is en wordt de komende jaren gewerkt aan verbetering van delen van de Waddenzeedijk van de Friese kust, delen van de IJsselmeerdijk en de Waddenzeedijk op Ameland. Voor de veiligheid van de boezemkaden is Wetterskip Fryslân in 2000 gestart met het uitvoeren van het Herstelprogramma Oevers en Kaden. Boezemkaden met het grootste veiligheidstekort worden het eerst aangepakt. Al vele honderden kilometers zijn verbeterd. Het programma zal uiterlijk in 2027 klaar zijn. Op dit moment staat de verbetering van nog 343 kilometer boezemkaden gepland. Met de uitvoering van deze werken aan waterkeringen wordt de veiligheid in Fryslân vergroot.
De toekomst van de waterveiligheid
Fryslân is goed beschermd tegen overstromingen. De kans op een overstroming is klein en neemt door het nemen van maatregelen nog altijd af. De ontwikkeling van de veiligheidssituatie is ook afhankelijk van de mate waarin het maatgevend boezempeil en de zeespiegel stijgen. Ook de toestand van de waterkeringen die het water moeten keren is van belang. De boezemwaterstanden zullen in principe niet stijgen; Wetterskip Fryslân treft in het boezemsysteem maatregelen om de gevolgen van klimaatverandering te compenseren. De wetenschappelijke prognoses geven aan dat in de toekomst blijvend rekening gehouden moet worden met een stijging van de zeespiegel. Daarnaast moeten we in Fryslân rekening houden met bodemdaling, zowel langs de kust maar ook in het veenweidegebied.
In het nationale Deltaprogramma is de afgelopen jaren gekeken naar de benodigde maatregelen om tot 2050 Nederland veilig te houden. Ook is daar gekeken naar eisen die aan de waterkeringen gesteld moeten worden. In 2017 worden nieuwe normen voor de primaire waterkeringen opnieuw vastgelegd en in 2021 zal daaraan zijn getoetst. De boezemkaden zullen uiterlijk eind 2015 ook op stabiliteit worden getoetst. Voor beide toetsingen is de verwachting dat er geen grote nieuwe opgaven ontstaan in Fryslân. Het zwaartepunt ligt daarom op het werken aan de bekende opgaven en is van belang om de waterkeringen goed te blijven beheren en te onderhouden.
Bronnen
- Wetterskip Fryslân, Integrale watersysteemrapportage 2012.
- Provincie Fryslân, Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015-wiis mei wetter.
- Friesland leeft met water
- Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de Leefomgeving.
- Provincie Fryslân/ FUMO – Rapportage wet hygiëne en veiligheid – badinrichtingen en zwemgelegenheden 2013.
- Status, toestand, waterkwaliteitsdoelen en maatregelen KRW-waterlichamen Friese binnenwateren, juli 2014.
- Risicokaart
- Nationaal Deltaprogramma
3.1. Waterveiligheid
Doel(en):
- We willen een provincie die veilig is voor het water.
Om dit doel te bereiken brengen we Friese belangen in het landelijke beleid in en zien we erop toe dat de waterkeringbeheerders het programma voor de versterking van dijken volgens planning uitvoeren. Ook beoordelen we dijkversterkingsplannen, onder andere op de mate waarin landschap, natuur en cultuurhistorie zijn meegenomen en bevorderen we het gebruik van innovatieve en integrale oplossingen door de beheerders. We werken samen met rijk, andere provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten in het Deltaprogramma. Daarin staan het zorgen voor voldoende veiligheid tegen hoog water en de beschikbaarheid van voldoende zoet water centraal. We stimuleren via het Herstelprogramma Oevers en Kaden een integrale aanpak van de boezemkaden.
4.2. Eco-effectiviteit
Doel(en):
- Duurzaamheid een algemeen geaccepteerd en toegepast uitgangspunt maken bij het ontwerpen van producten en productieprocessen.
Een middel om dat te bereiken is het bij elkaar brengen van bedrijven en instellingen die willen werken aan projecten voor verantwoord grondstofgebruik en het streven naar een circulaire economie met nieuwe verdienmodellen. Deze activiteiten vinden plaats onder de noemer van de Friese Grondstoffenagenda. We stimuleren ook in dit thema de maatschappelijke bewustwording en gedragsverandering bij burgers, bedrijven en instellingen met uiteenlopende stimuleringsprojecten, via onder andere zogenoemde lerende netwerken. Tenslotte geven we uitvoering aan onze ambities op het gebied van Millennium / Fairtrade, waaronder het behalen van de titel Fairtrade Provincie in 2015. Daartoe ondersteunen we lokale werkgroepen en stimuleren we gemeenten om actief te streven naar het behalen van de gemeentelijke Fairtrade-titel.
5.3. Landbouwbeleid
Doel(en):
- Een landbouw die duurzaam rendeert, produceert en bijdraagt aan een duurzame samenleving.
Middelen om dat doel te bereiken zijn het ondersteunen van de productie van duurzame energie en bijdragen aan een ‘biobased economy’, helpen ontwikkelen van duurzame kwaliteitsproducten (bijvoorbeeld streekproducten), stimuleren van verbreden van het verdienvermogen door agrarische bedrijven te ondersteunen, Europese vergoedingen voor maatschappelijke diensten binnen halen en de ruimtelijke inpassing van nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen te verbeteren door het Nije Pleats concept. We nemen structuurversterkende maatregelen voor de landbouw door gronduitgifte. We stimuleren innovatie door het subsidiëren van projecten onder de vlag van Dairy Campus.
6.3. Duurzame energie
Doel(en):
- In 2020 20% besparing van energie ten opzichte van 2010.
- 16% extra productie van duurzame energie in 2020.
- In 2020 4.000 energie gerelateerde banen in Fryslân.
- Versterken van de innovatiepositie van onze provincie.
Om bovenstaande doelen te bereiken faciliteren we, jagen we aan, zijn we opdrachtgever en treden we op in de rol van bevoegd gezag.
We geven uitvoering aan de Noordelijke Energieagenda Switch door het Friese bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en lokale initiatieven te helpen bij het opzetten van businesscases die vervolgens kunnen worden overgedragen aan de fondsbeheerder van het FSFE of aan rijks- en/of EU-fondsen. In het verlengde hiervan intensiveren wij de contacten met onze partners verder en betrekken we het Friese onderwijs hierbij. Ook versterken wij onze netwerken in Den Haag en Brussel en zoeken we gericht naar mogelijkheden voor (inter)nationale samenwerking. Als trekker van het samenwerkingsprogramma De Nieuwe Afsluitdijk (zie ook onder bedrijvigheid) jagen we projecten aan, organiseren die en financieren ze (mede).
4.4 Recreatie en toerisme zijn toegenomen
Staat
Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2008 is de Friese werkgelegenheid in de sector Recreatie en Toerisme afgenomen van 19.800 naar 18.400 banen in 2013. Een verlies van 1400 banen, vooral in de horeca en de jachtbouw. Met inbegrip van indirecte effecten is 8,8% van de Friese werkgelegenheid afhankelijk van recreatie en toerisme.
De gemiddelde besteding per dag per persoon is in Fryslân in de afgelopen 10 jaar met 18% gestegen naar 31 euro per dag in 2013 (landelijk 26 euro). De totale bestedingen in de toeristische sector bedragen in Fryslân jaarlijks ca. € 1 miljard. In 2013 bezochten ruim 1,4 miljoen toeristen Friesland. Dat is een stijging van vier procent vergeleken met 2012.
Inzet
We willen de werkgelegenheid in de sector recreatie en toerisme laten groeien. Op 27 maart 2014 hebben we de uitvoeringsnota Gastvrij Fryslân 2014-2017 vastgesteld. De nota bestaat uit vier kernthema’s: internationalisering, versterking recreatieve basisinfrastructuur, kwaliteitsverbetering en duurzaamheid, innovatie. Deze nota voeren we uit langs verschillende programmalijnen: Fryslân Topattractie, Wadden, Elfsteden, Friese Wouden.
In het kader van de Investeringsagenda Wurkje foar Fryslân stimuleren we de uitrol van vuilwater-afvoersystemen in havens, extra investeringen in de verduurzaming en kwaliteitsverbetering van de bedrijfsvoering in de sector. Via de STINAF regeling heeft een provinciale bijdrage van € 3,5 miljoen een investering uitgelokt van € 37 miljoen in de verbetering van de kwaliteit van verblijfs-accommodaties in de sector. Daarnaast hebben we ingezet op de beschikbaarheid van Wifi in de publieke ruimte in toeristische gebieden. In maart 2014 hebben wij de Subsidieregeling Wifi-netwerken op toeristische locaties gepubliceerd. In het kader van deze regeling kunnen 47 door ons aangewezen toeristische locaties voor subsidie in aanmerking komen voor de realisatie van een wifi-netwerk. Hiermee willen we de (digitale) dienstverlening aan de toeristen verder verbeteren. Eind 2013 waren 7 plaatsen voorzien van gratis Wifi.
Het Friese Merenproject voeren we op basis van het Uitvoeringsprogramma 2011-2015 uit langs drie programmalijnen: grenzeloos varen, stimuleren bestedingen aan de wal, mitigatie, ecologie en duurzaamheid. Het provinciale aandeel in het totale programma van € 225 miljoen bedraagt € 92 miljoen. Het Friese Merenproject wordt in 2015 beëindigd.
Het doel is 30% meer werkgelegenheid in de sector ten opzichte van het startjaar 2000 van het Friese merenproject. Tussen 2000 en 2009 is de werkgelegenheid in de Friese watersport gegroeid met 22,7% (cijfers 2009). In banen uitgedrukt zijn dit 844 structurele banen (fulltime en parttime). Tussen 2008 en 2013 is de werkgelegenheid in de totale sector recreatie en toerisme overigens afgenomen met 1400 banen. Daarnaast heeft het Friese Merenproject de watersporter al veel opgeleverd: nieuwe vaarroutes, nieuwe vaargebieden, nieuwe aquaducten, nieuwe aanlegvoorzieningen, bruggen, sluizen en havens. Bovendien betekent dit minder wachttijden voor bruggen en sluizen.
Einbalâns: 
De sector recreatie en toerisme heeft meer dan gemiddeld te lijden van de economische teruggang. Bezoeken en bestedingen zijn in de bestuursperiode toegenomen, de werkgelegenheid niet. Onze inspanningen dragen bij aan de groei van de werkgelegenheid en de structuurversterking op langere termijn.
2.6 Fryslân beschikt over voldoende, schoon en veilig water
Staat
Het huidige peilbeheer zorgt er voor dat 93% van de landbouwgronden optimaal bediend worden. Voor natuur ligt de doelrealisatie lager. In feite kampt 40% van de circa 30.000 ha natuurgebied binnen de EHS met verdroging. Nagenoeg het gehele beheergebied van Wetterskip Fryslân voldoet aan de normen voor regionale wateroverlast; de afvoercapaciteit van de boezem is door diverse maatregelen toegenomen en goed op orde.
Hoewel de uitvoering van maatregelen voor de verbetering van de waterkwaliteit goed verloopt, heeft in Fryslân geen enkel waterlichaam volgens de normen van de Kaderrichtlijn water, een goede ecologische toestand. De chemische toestand varieert van jaar tot jaar. Het aantal probleemstoffen is afgenomen. Het oplossen van knelpunten met de resterende probleemstoffen in grote wateren is vooral afhankelijk van het landelijke generieke beleid. Ook wordt samengewerkt met de landbouwsector voor het oplossen van de problemen met de waterkwaliteit.
De kwaliteit van het zwemwater op de 51 officiële zwemlocaties is op 44 locaties uitstekend of goed, op 5 locaties aanvaardbaar en op 2 locaties slecht. Op de locaties die slecht scoren worden in 2015 extra inspanningen verricht om de kwaliteit te verbeteren.
De primaire keringen in Fryslân zijn veilig, er zijn geen urgente veiligheidsproblemen. De uitvoering van de dijkversterkingsprojecten om aan de normen te voldoen ligt op koers. In 2015 worden de dijkversterkingen langs de Friese Waddenzeekust en die bij Lemmer voltooid. In 2018 zal 71% van de primaire waterkeringen aan de norm voldoen. Van de regionale waterkeringen (3.200 km) is in 2015 in totaal bijna 85% voldoende hoog.
Inzet
We hebben samen met onze waterpartners uitvoering gegeven aan het waterhuishoudingsplan en aan het Fries bestuursakkoord waterketen. De samenwerking in de waterketen heeft ons naar oordeel van de visitatiecommissie in de positie van koploper gebracht. Met het FYLG-budget zijn veel oevers en kaden integraal aangepakt. In 2015 leggen we een Veenweidevisie aan de Staten voor. Realisatie van het gemaal Lauwersoog is (voorlopig) van de baan; zoals afgesproken met de Staten onderzoeken we samen met Wetterskip Fryslân de alternatieven.
Door de verminderde middelen voor natuur richten we de verdrogingsbestrijding in 2015 vooral op de Natura-2000-gebieden met een grondwateropgave uit de Kaderrichtlijn Water.
Eind 2015 zijn tien projecten van het huidige (rijks)Hoogwaterbeschermingsprogramma voor de primaire keringen voltooid. Alleen de dijkversterking op Ameland loopt nog. Onze rol is het beoordelen van de integrale kwaliteit van dijkversterkingsplannen.
We zien toe op de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water door de waterbeheerders. We zetten vanaf 2015 POP3-cofinancieringmiddelen in voor het oplossen van het probleem van teveel nitraat- en fosfaatbelasting vanuit de landbouw.
Onze inzet blijft gericht op het realiseren van veerkrachtige watersystemen, waarmee we op tijd klaar zijn voor een toekomst met stijgende zeespiegel, klimaatverandering en bodemdaling. Ook stellen we eind 2015 een nieuw Waterhuishoudingsplan op. In dat kader komen we met een voorstel voor de aanpak van de verdroging in natuurgebieden en gaan we nieuwe afspraken met Wetterskip Fryslân maken over de programmering van het voldoen aan de veiligheidsnormen van de resterende 400 km regionale keringen (oevers en kaden) vanaf 2016. Vanaf 2015 wacht ook de regionale uitvoering van de Deltabeslissingen op grond van de landelijk gesloten Bestuursovereenkomst Deltaprogramma 2015.
Einbalâns: 
Fryslân beschikt ook in 2015 over voldoende, schoon en veilig water. Ten opzichte van 2011 is het kwaliteitsniveau op de drie onderdelen verder verbeterd. Bodemdaling en verdroging vragen nog veel aandacht, evenals de ecologische toestand van watersystemen.